
Gierigheid prikkelt de verbeelding. Ook al bij de Romeinen.
Plautus schreef
Aulularia –
de pot met goud- over Euclio die een goudschat vindt waardoor zijn leven flink overhoop wordt gehaald. Dat loopt slecht af.
P.C. Hooft laat
Warenar dat meemaken in het Nederlands. Ook in
L’Avare –
de vrek- van
Molière kruisen liefde en geld mekaars pad: in het midden van de actie de gierige, rijke weduwnaar Harpagon. Alles wat gierigheid is verschijnt in de
Commedia dell’arte als de vrek
Pantalone, de bejaarde koopman, altijd op zijn voordeel uit, en bereid iedereen uit te zuigen, zelfs zijn eigen familieleden. Hij verdenkt iedereen ervan dief te zijn.
Met de oude vrek Ebenezer Scooge in
A Christmas Carol van
Charles Dickens komt het dan weer in orde: hij wordt de goedheid zelf.
Ben Jonson zet de stinkend rijke oosterling
Volpone neer, die iedereen wil zien kruipen voor zijn goud zonder ook maar iets uit te geven. Hij doet ons inzien hoe belachelijk én tragisch mensen zich gedragen, die gedreven zijn door geldzucht. Uiteindelijk trekken ze allemaal aan het kortste eind.
Claus bouwde op deze verhaallijn zijn
Vossenjacht.